CPO-docent René Klomp gaat in op de vraag in hoeverre je je kunt beroepen op een beding in een overeenkomst na de beëindiging van die overeenkomst. Iedereen krijgt hiermee te maken, maar toch is het juridisch vrijwel onontgonnen gebied.
“In een overeenkomst staan regelmatig bedingen waarvan het de bedoeling is dat die blijven gelden, ook als de overeenkomst is beëindigd. Een voorbeeld is een non-concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst. Dat ziet meestal expliciet op de periode na het einde van de arbeidsovereenkomst. Een ander voorbeeld is een forumkeuzebepaling waarin is aangegeven dat wanneer na het einde van de overeenkomst een geschil ontstaat over de afwikkeling van de overeenkomst, dat geschil wordt voorgelegd aan een specifiek gekozen forum. In deze gevallen is het duidelijk de bedoeling dat het beding (ook) na het einde van de overeenkomst geldt.
Of een beding bedoeld is om het einde van de overeenkomst te overleven kan ook uit de wet voortvloeien, zoals het geval is bij de franchiseovereenkomst; hier regelt artikel 7:920 lid 2 de geldigheid van een postcontractueel concurrentieverbod. Als het niet expliciet is geregeld, dan hangt het af van de aard en de strekking van het beding en dan blijkt dat dat lang niet zo vanzelfsprekend is. Stel dat op grond van een exoneratieclausule een partij slechts aansprakelijk is tot een bedrag van € 100.000. Als de overeenkomst vervolgens wordt vernietigd, hoe zit het dan met deze exoneratieclausule? Kan de partij zich daarop nog beroepen en is hij niet aansprakelijk voor bedragen boven de € 100.000? Of geldt de clausule niet meer omdat de overeenkomst is vernietigd?”
Onontgonnen gebied
“Het bijzondere hiervan is dat iedereen met deze vraag te maken krijgt. Het is relevant in elk contract, maar toch is het juridisch vrijwel onontgonnen gebied. Praktisch gezien is het verstandig om, voor zover de bedoeling niet zonder meer uit de aard of strekking van het beding voortvloeit, het beding zo te formuleren dat buiten twijfel is dat het ook na beëindiging geldt. Neem bijvoorbeeld in een geheimhoudingsbeding expliciet op dat de geheimhouding tot een bepaalde periode na het einde van de overeenkomst van toepassing blijft. En hoe zit het in de tegenovergestelde situatie? Kun je een beding dat naar zijn aard en strekking ook na het einde van de overeenkomst blijft gelden zo beperken dat het alleen tijdens de overeenkomst geldt? Uitgaande van de contractsvrijheid, zou dat mogelijk moeten zijn.”
Gedeeltelijke ontbinding
“En hoe zit het met de gedeeltelijke ontbinding? De wet bepaalt in artikel 6:270 BW dat een gedeeltelijke ontbinding een evenredige vermindering inhoudt van de wederzijdse prestaties in hoeveelheid en hoedanigheid. Hoe ga je hiermee om als de overeenkomst niet is gericht op kwantiteit? In de literatuur is hierop nog geen antwoord geformuleerd. Het ligt voor de hand dan te rade te gaan bij wat de redelijkheid en billijkheid met zich brengen. Maar gelden die ook postcontractueel? Omdat het onderwerpen zijn waarmee elke jurist te maken krijgt, is het interessant om na te gaan hoe je dit vraagstuk wellicht slim kunt inzetten.”
René Klomp is raadsheer-plaatsvervanger in het Gerechtshof Amsterdam.